4 Fosfaat en stikstof
| De hoeveelheid fosfaat in het glastuinbouwgebied is verder gedaald en is voor het eerst niet meer het hoogste. | |
| In de grote plassen zijn de nutriëntenconcentraties het laagst. | |
| De hoeveelheid fosfaat neemt langzaam af in gebieden met grasland, stedelijk gebied, de boezems en in de glastuinbouw. | |
| De hoeveelheid stikstof neemt alleen in de boezems een klein beetje af. |
Introductie
Fosfaat en stikstof zijn voedingsstoffen die planten en algen nodig hebben om te groeien. Veel fosfaat en stikstof in het water is gunstig voor snelle groeiers zoals algen en kroos. Die soorten kunnen dan heel hard groeien en overlast geven. Andere soorten krijgen daardoor geen kans. Veel fosfaat en stikstof leidt daarom tot soortenverlies en een eenzijdig ecosysteem.
Het waterschap werkt aan het beperken van de hoeveelheid fosfaat en stikstof in het water.1 De doelen voor fosfaat en stikstof zijn afhankelijk van het watertype en zijn daarom niet overal hetzelfde.2 De concentraties van fosfaat en stikstof zijn op veel plaatsen nog te hoog.
Fosfaat en stikstof per type landgebruik
De hoeveelheid fosfaat en stikstof heeft een sterke relatie met het landgebruik. In de onderstaande grafiek (Figuur 4.1) is de gemiddelde nutriëntenconcentratie in 2024 weergegeven per type landgebruik.3
In de gebieden die voor landbouw gebruikt worden, is de meeste fosfaat en stikstof aanwezig. Een positieve ontwikkeling is dat het verschil tussen het glastuinbouwgebied en de andere agrarische gebieden steeds kleiner is geworden.
De grote plassen hebben de laagste nutriëntenconcentraties. Dit komt doordat het waterschap deze plassen zoveel mogelijk beschermt tegen bronnen van fosfaat en stikstof.
Trends in fosfaat en stikstof
De verandering in de concentratie fosfaat en stikstof gaat relatief langzaam. In niet-agrarische gebieden zijn de jaarlijkse veranderingen relatief klein. Bij agrarisch landgebruik zijn er van jaar tot jaar vrij grote schommelingen. In deze gebieden worden de concentraties sterker bepaald door factoren die jaarlijks kunnen verschillen: weersomstandigheden, lozingen en bemesting.
De ontwikkeling van fosfaat en stikstof in de tijd is te zien in Figuur 4.2 en Figuur 4.3. Voor elk type landgebruik is er ook bepaald of er sprake is van een trend in de laatste 10 jaar.4
De hoeveelheid fosfaat neemt in veel gebieden af: in de gebieden met grasland, stedelijk gebied, de boezems en het glastuinbouwgebied.5 De hoeveelheid stikstof neemt alleen af in de boezems.6 In de andere gebieden kan geen dalende trend worden aangetoond. Voor fosfaat is er niet alleen in meer gebieden een dalende trend. De afname van fosfaat is in de laatste 10 jaar ook veel groter dan die van stikstof.
Hoewel fosfaat en stikstof essentieel zijn, komt het in de praktijk niet voor dat er te weinig fosfaat en stikstof in het water zitten.↩︎
De doelstelling voor fosfaat ligt meestal tussen 0,16 en 0,30 mg P/l. De doelstelling voor stikstof ligt meestal tussen 2,6 en 4,1 mg N/l/↩︎
Voor het type landgebruik zijn alleen de meest voorkomende typen opgenomen. Het type grasland betreft zowel het veenweidegebied in de Krimpenerwaard als het veenweidegebied in Schieland. Onder het type boezem vallen de Rotte, de Ringvaart en de Vaart Bleiswijk.↩︎
De trend is bepaald met een Mann-Kendall trendtest. De test is uitgevoerd op de gemiddelde concentraties van de laatste 10 jaar. Als de p-waarde kleiner is dan 0,05 dan is het aannemelijk dat er sprake is van een echte trend. Als er sprake is van een significante trend dan is de afname bepaald met de Theil-Sen hellingschatter.↩︎
grasland: -0,18 mg P/l per 10 jaar (17%)
stedelijk gebied: -0,13 mg P/l per 10 jaar (20%)
boezem -0,05 mg P/l per 10 jaar (13%)
glastuinbouw -0,46 mg P/l per 10 jaar (27%)↩︎boezem: -0,41 mg N/l per 10 jaar (7%)↩︎